Bruno de Haas schrijft over goud als gestolde wanhoop (column FD 19 oktober 2009). Ook noemt hij goud een motie van wantrouwen ten opzichte van de gehele wereld. Met beide stellingen zijn we het eens, maar het is wel wat kort door de bocht. Over een belangrijke kwestie loopt De Haas namelijk heen: de werkelijke en oorspronkelijke waarde van goud.

Goud is van origine een monetair metaal, een metaal dat door de eeuwen heen als betaalmiddel werd gebruikt. Sinds de Babylonische tijd heeft dit edelmetaal een belangrijke plaats ingenomen in het monetair verkeer.

 

Goud is bij uitstek geschikt als transactiemiddel omdat de bovengrondse goudvoorraad vele malen groter is dan de jaarlijkse goudproductie. Er treedt anders gezegd nauwelijks merkbare inflatie als gevolg van nieuw goud op. Een monetair systeem met fysiek goud als basis kent hierdoor een stabiele waarde en een stabiel renteniveau. Hierdoor kunnen op langere termijn investeringsbeslissingen worden genomen.

Tegenwoordig is ons geldsysteem niet meer gebaseerd op het bezit van goud, maar op papiergeld. Dit papiergeld is een claim op welvaart, maar is zelf niet gebaseerd op bezit, het wordt gecreëerd uit het niets. De hoeveelheid papiergeld wordt bepaald en gecontroleerd door centrale banken. Dat doen ze indirect door de rente te manipuleren, of direct door de geldhoeveelheid te bepalen.

Deze papieren claims staan weer aan de basis van kredietcreatie door het financiële systeem. Papiergeld is een claim op reële welvaart en krediet is een claim op geld. Op elke papieren of digitale transactie wordt een schuld aangegaan, of het nu met aandelen (agio) is, of met obligaties (overheids-en bedrijfsschuld), of met huizen (hypotheken). Tegenover elk bezit daarvan staat een schuld.

Het totale aantal claims ten opzichte van de totale reële welvaart is sinds het loskoppelen van goud en de dollar in 1971 geheel uit balans geraakt. Er zijn veel meer claims geproduceerd dan er aan reële welvaart op Aarde aanwezig is. Hierdoor kan er geen aanspraak worden gemaakt op de reële welvaart tegen de prijs waarvoor de claims in de boeken staan. vaart tegen de prijs waarvoor de claims in de boeken staan. De kredietcrisis heeft de autoriteiten opgezadeld met een duivels dilemma. Het kunnen drukken van het papiergeld heeft ze veel voordeel en welvaart gebracht, dat zullen ze niet willen vernietigen of uit handen willen geven. Het papiergeld is echter ook gebruikt om er de kredietcreatie in het financieel systeem op te baseren.

Zonder de steun van centrale banken met uit het niets gedrukt papiergeld stort het kredietsysteem in en verschrompelt het bankwezen. Als dit gebeurt zullen we een stuk armer blijken te zijn dan we op basis van de papieren claims zijn.

In 2008 is de keuze gemaakt. Het financieel systeem dat de kredieten heeft geproduceerd wordt gered ten koste van de waarde van papiergeld. Centrale banken zijn begonnen met kwantitatieve verruiming, een sjiek begrip voor het drukken van geld uit het niets. Zolang de reële economie krimpt of stagneert, zijn centrale banken genoodzaakt het kredietsysteem te ondersteunen met nieuw papiergeld.

Dit is de reden dat fysiek goud in portefeuille op dit moment in de geschiedenis van immanent belang is. Het is niet alleen verstandig, maar zelfs logisch om de tastbare zekerheid van goud op te zoeken.

Goud is namelijk niet alleen een monetair metaal, maar ook een waardemiddel dat in tijden van crises, oorlog of andere apocalypsen haar waarde heeft bewezen. Goud is geen claim op welvaart of andermans prestatie, maar bezit. Het is welvaart.

Sander Boon en Albert Spits

Dit artikel verscheen op 5 november 2009 in Het Financieele Dagblad