Hoe de huidige crisis rondom de Amerikaanse staatsschuld ook afloopt: de dollar heeft zijn langste tijd als wereldmunt gehad. We staan aan de vooravond van een ongekende gebeurtenis, een keerpunt in onze geschiedenis: een Amerikaanse overheid die haar rekeningen niet meer kan betalen. Dit zal verstrekkende gevolgen hebben, niet alleen voor de Amerikanen zelf, maar ook voor de rest van de wereld.
Of het onvermogen de rekeningen te betalen nu wordt bereikt door een politiek onvermogen om het schuldplafond te verhogen, of door een groeiend wantrouwen in de markt met als gevolg stijgende rente en een dalende dollar, is van ondergeschikt belang. Van belang is dat internationaal de bewustwording groeit dat het Amerikaanse uitgavenpatroon niet is vol te houden. Dit exorbitante uitgavenpatroon is institutioneel en zit verankerd in ons monetaire systeem maar loopt op zijn laatste benen.
De Verenigde Staten kwamen niet alleen als militaire overwinnaar uit de Tweede Wereldoorlog, maar met tweederde van de totale hoeveelheid monetair goud ook als monetaire grootmacht. De door de VS gewenste monetaire spelregels konden hierdoor aan de rest van de wereld worden opgelegd. De dollar werd gekoppeld aan goud tegen een vaste prijs van $35 per ounce (31 gram) en de overige valuta werden gekoppeld aan de dollar.
Argwaan
De Amerikanen maakten flink gebruik van het feit dat de dollar in het buitenland werd gezien als even stabiel en waardevol als goud. Ze financierden zowel oorlogen als de opbouw van een verzorgingsstaat, met als gevolg gestaag oplopende begrotings- en handelstekorten. Het dollaroverschot ontmoette steeds meer argwaan. De uiteindelijke ontkoppeling van de dollar en het goud in 1971 als gevolg van een vertrouwenscrisis was dan ook onvermijdelijk.
Na het wegvallen van goud als basis van het bestel bestaan de monetaire reserves van de meeste centrale banken in de wereld uit dollars en Amerikaanse staatsobligaties, in essentie claims op toekomstige inkomsten. Ons monetaire systeem is dus niet meer gebaseerd op het vertrouwen in de disciplinerende werking van goud, maar op het vertrouwen dat we hebben in een goed presterende Amerikaanse economie en een stabiel politiek klimaat.
Omdat de VS decennialang over de stabielste munt, de sterkste economie en het stabielste politieke systeem beschikten, was het vertrouwen gegrond.
Nu de economische macht van de VS tanende is, neemt het vertrouwen navenant af. Door de discussie rondom het verhogen van het schuldplafond is nu zelfs een acute vertrouwensbreuk mogelijk. Als het vertrouwen in de Amerikaanse economie en het politieke systeem afneemt, neemt ook de waarde van de bezittingen af, omdat beleggers overgaan tot verkoop van Amerikaanse staatsobligaties en dollars.
Smalle basis
Vandaar dat de wereld de ontwikkelingen in Washington met argusogen volgt: een vertrouwensbreuk kost erg veel geld. Deze situatie kun je ook als volgt omschrijven: zolang de buurman niet werkloos raakt, is ook de waarde van het eigen huis gewaarborgd. Ons geldsysteem heeft dus een erg smalle basis. Het is dan ook niet vreemd dat de instabiliteit van de waarde van de dollarreserves wereldwijd grote spanningen oproept.
De grote vraag voor mensen die hun spaaroverschot in Amerikaanse obligaties hebben gestopt, is of de uitstaande Amerikaanse schuld zal worden afbetaald met nieuw gedrukt geld of gedeeltelijk zal worden afgeschreven. Het resultaat is echter hetzelfde: uitbetaling in geld van mindere waarde of minder geld. Als reactie op dit ongenoeglijke vooruitzicht zoeken spaarders hun toevlucht in toenemende mate in fysiek goud, de enige vorm van (financieel) bezit waar geen claim tegenover staat.
Sander Boon is politicoloog. Hij is partner van GSCG Market Intelligence.
Bron: De Volkskrant, 30 juli 2011