In zijn jaarbericht van 27 februari jongstleden waarschuwt superbelegger Warren Buffett investeerders weg te blijven uit obligaties en goud.

Obligaties zijn volgens hem te hoog gewaardeerd – waardoor het neerwaarts risico groot is – en geld gestoken in goud is niet slim omdat het niet rendeert. Wat obligaties betreft heeft hij misschien een punt, maar over goud bestaat er een verschil van mening. Omdat Buffett redeneert als een investeerder en niet als een spaarder, ontgaat hem de veranderde rol van goud in een beleggingsportefeuille.

Er bestaat een cruciaal verschil tussen de instelling van een investeerder of een belegger en die van een spaarder. Investeerders en beleggers willen hun vermogen in de toekomst vergroten en steken het daartoe in risicovolle, maar potentieel renderende projecten of ondernemingen. Een spaarder daarentegen is niet uit op een hoger vermogen, maar op het behoud van de koopkracht van zijn gespaarde vermogen. Hij wil geen risico lopen maar wil zijn huidige niet geconsumeerde vermogen oppotten om het te kunnen gebruiken voor toekomstige consumptie of eventueel investeringen en beleggingen.

Tot 1971 kon er worden gespaard in geld dat over een langere periode waardevast bleef, omdat het direct of indirect was gekoppeld aan goud tegen een vaste waarde. Na de ontkoppeling kwam er een periode van stagflatie, een stagnerende economie gecombineerd met een hoge prijsinflatie. Spaarders en investeerders hadden het allebei moeilijk. Pas in 1980 kwam er een trendbreuk. Prudente centrale bankiers verhoogden de beleidsrente tot ver boven de prijsinflatie, waardoor het weer lucratief werd om in effecten te gaan beleggen. Kort daarna kwam de economie op stoom en konden ook investeerders weer lachen. Er brak een lange periode aan waarbij zowel spaarders als investeerders samen optrokken. Het geld dat werd gestoken in zowel ondernemingen, vastgoed als effecten rendeerde over het algemeen.

Zowel investeerders als spaarders kwamen in ons financiële systeem aan hun trekken. Dat is waarschijnlijk de reden dat het onderscheid tussen spaarder en investeerder ook na het loslaten van goud en vaste wisselkoersen niet vaak is gemaakt. Het is een onderwerp dat onderbelicht is gebleven in de reguliere media. Wat niet werd opgemerkt was dat de spaarder ongemerkt werd getransformeerd tot een investeerder. Hij was genoodzaakt zijn geld te beleggen in risicovolle effecten om de koopkracht van zijn vermogen te behouden. Zonder te investeren werd het uitgehold door geldontwaarding. Sinds de aanvang van de kredietcrisis is er echter sprake van een trendbreuk. Investeerders moeten potentieel succesvolle projecten met een lantaarntje zoeken. En spaarders zien de rentevergoeding van hun voorheen goed renderende effecten ineen zakken.

Een week voor het nieuwsbericht van Buffett lieten Bill Gross en diens hoofdeconoom Mohamed El-Erian van ‘s werelds grootste belegger in obligaties Pimco ook van zich horen. Zij deelden de visie dat staatsobligaties inmiddels een zeer risicovolle belegging zijn, maar adviseerden in tegenstelling tot Buffett openlijk om goud op te nemen in de beleggingsportefeuille. Dat is niet zo vreemd. Goud kent geen tegenpartijrisico. Hoewel het sinds de demonetisering in 1971 niet meer voldoet als waardevast spaarmiddel omdat het geen rendement kent en de prijsontwikkeling ervan volatiel is, is het anno 2012 een onmisbare hedge tegen het falen van dat andere spaarvehikel: de staatsobligatie.

Sander Boon is politicoloog



16 maart 2012 door Sander Boon
http://intrinsiekewaardenul.nl/2012/03/warren-buffet-snapt-niet-dat-spaarder-wil-sparen/