Het Pensioenfonds voor de Glasfabrieken moet zijn beleggingsportefeuille in goud blijvend terugbrengen van 13% naar 1 tot 3%, afhankelijk van de uiteindelijk samen te stellen assetmix. Dat staat in een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam. De uitspraak van de voorzieningenrechter is echter op belangrijke punten onduidelijk en geeft blijk van een op beleggingsgebied inconsequent oordelen van de Nederlandsche Bank.



Het percentage van maximaal 3% goud is gebaseerd op de zogenoemde prudent-personregel. Deze regel maakt onderdeel uit van de Pensioenwet en geeft geen concrete definitie van ‘prudent’. Door te kiezen voor de visie van DNB toont de rechtbank bij zijn besluit geen onafhankelijkheid.

Als hoofdargument wijst DNB er op dat pensioenfondsen gemiddeld 2,7% beleggen in de categorie grondstoffen. In het vonnis wordt echter geen antwoord gegeven op de vraag of boven op de 3% goud bijvoorbeeld ook nog mag worden belegd in andere edelmetalen of grondstoffen. Mocht de genoemde 2,7% de bovengrens zijn voor beleggingen in grondstoffen, dan zal bijvoorbeeld het Pensioenfonds voor Zorg en Welzijn met 7% grondstoffen in portefeuille ook flink moeten afbouwen.

Onduidelijk is wat er met het goud in portefeuille moet gebeuren als het door de markt sterk wordt gerevalueerd in reactie op een snel devaluerende euro of dollar en een massale uitverkoop van staatsobligaties. In dit scenario zal het percentage goud in portefeuille flink hoger komen te liggen in relatie tot andere assets in portefeuille. Moet een pensioenfonds in dit geval ook overgaan tot het verkopen van goud?

Het is geen geheim dat landen als Griekenland en Ierland op de nominatie staan hun schulden af te schrijven, het europrobleem is nog niet opgelost en een afwaardering van de kredietwaardigheid van de VS is niet meer uit te sluiten. Vreemd genoeg is de hierboven genoemde prudent-personregel niet van toepassing op beleggingen in staatsobligaties, momenteel toch de assetclass die is omgeven met de grootste onzekerheid.

Uit het vonnis blijkt ook dat DNB niet op de hoogte is van de laatste beleggingsinzichten. Goud is bij uitstek geschikt om in een pensioenportefeuille de zogenaamde Value at Risk te reduceren, zonder van invloed te zijn op het rendement, zo blijkt uit een onderzoek van de World Gold Council. Wie sinds 1987 een percentage van 2,5 tot 9% in goud had belegd, was gedurende de diverse financiële crises beter af dan degenen met een meer traditionele assetmix. Ook anno 2011 is goud aan te bevelen. Het is niet alleen een aantoonbaar effectieve verzekering tegen staartrisico’s, maar ook een ‘hedge’ tegen inflatie en een dalende dollar.

Fundamenteler en problematischer is het feit dat DNB twee gezichten kent die goud bezien met andere ogen. DNB als toezichthouder ziet deze assetclass als grondstof die onderhevig is aan hevige volatiliteit. DNB als beleidsmaker beschouwt goud als monetaire reserve waarmee kan en mag worden geïntervenieerd op geldmarkten. Dit schept erg veel onduidelijkheid. De beleidsmaker houdt de beleidsrente laag om de banksector te ondersteunen en om de economie aan te laten trekken. De toezichthouder bekritiseert pensioenfondsen die door de lage beleidsrente te maken krijgen met lagere dekkingsgraden. Als pensioenfondsen kiezen voor goud als oplossing, stelt de toezichthouder dat er niet meer dan 3% mag worden aangehouden. Terwijl de beleidsmaker voor monetaire doeleinden een veel groter percentage goud in de kluis aanhoudt.

Het wordt tijd dat DNB kleur bekent en duidelijk maakt wat de rol is van goud in ons monetaire en financiële systeem.

Dit artikel verscheen op 1 maart 2011 in Het Financieele Dagblad